Slecht beslagen

Op weg naar de training fiets ik bliksemsnel over de besneeuwde straten want ik ben te laat. Als ik het stuur gewoon recht houd maakt de snelheid niet uit, zo had ik mezelf wijsgemaakt in de loop der jaren, want ik was nog nooit onderuit gegaan. Maar mijn achterwiel glipt plotseling meedogenloos onder me weg en ik val achterover, op mijn enorme sporttas. Vervolgens glijd ik met fiets en al verder. Een jongen die ik ooit training gaf, roept: ‘Lekker Theo!’

Na een lachstuip door de verrassende situatie en de fortuinlijke val op een tas vol tienkampschoenen gil ik terug: ‘Ja, ik heb haast!’

Nog altijd schuif ik voort over de vastgevroren sneeuwlaag. Om me heen zie ik de voorzichtig schuifelende mensen mij volgen met stomverbaasde ogen. Theo Danes, de levende ijshockeypuck. Omdat het einde van deze gratis glijbaan nog niet in zicht lijkt, pel en eet ik een banaantje uit mijn sporttas, lees De Avonden van Gerard Reve, één keer want het blijft moeilijk doorheen te komen, schrijf een versje, los wat sudoku’s op en denk nog even na over de zin van het leven en koelkastmagneetjes. Nu ja, dit is wat overdreven. Ik had helemaal geen banaan bij me. Dan kom ik zacht tegen een linkerachterwiel van een geparkeerde auto tot stilstand.

Een oudere vrouw met vrolijk gekleurde haren en een gezellig mollige man lopen naar me toe, ongetwijfeld om mij een helpende hand aan te bieden bij het opstaan.

‘Het is wel iemands auto hoor, waar je tegenaan komt.’

Ik kijk verbouwereerd naar de dikke kerel en vraag me af of hij dat echt gezegd heeft, terwijl ik dappere pogingen onderneem om op mijn benen te krabbelen.

‘Ja sorry, ik vind mijn lijf iets belangrijker dan een auto.’

‘Je hebt geen respect voor andermans spullen!’ krast de ordinaire zuurpruim die aan de zijde van de vadsige vent nog even wil benadrukken dat als ik zo nodig op m’n bek wil gaan, ik er wel voor moet zorgen dat dat niet tegen een achterwiel van hun auto gebeurt. Want natuurlijk, het is hun auto.

‘Meneer en mevrouw, als u het lichaam van een mens minder belangrijk vindt dan een object, geeft dat blijk van een gebrek aan respect voor andere mensen. Dan heeft u een geest die verstompt is door het materialistische dogma van deze tijd’. Als ik boos word ga ik hoogdravend praten, het is een tic.

Het boegbeeld van de obesitasvereniging lijkt even uit het veld geslagen, maar dan verheft hij zijn stem ‘En nou moet jij je bek houwe jonge! Weet je wat het is? Jij bent niet opgevoed!’

‘Ga je nog je excuses aanbieden?’ voegt het uitgedroogde lijk daar met dwingende stem aan toe.

Mijn ogen spuwen vuur. Ik onderdruk het plotselinge verlangen om mijn fiets met alle kracht door de voorruit te smijten en druip lamgeslagen af. De walgelijke walrus roept me nog wat nare dingen na, terwijl ik met de fiets aan mijn hand mijn weg vervolg. Zoiets valt niet te winnen, hoe hard je ook traint.

 

‘Dus wij komen de Albert Heijn uit met onze volle tassen, glijdt er ineens een gozer lachend tegen onze auto aan. Wij schrikken ons dood, Bep kreeg haast een hartaanval. Hij staat op om er meteen weer vandoor te gaan, zonder op of om te kijken. Dus ik denk ik zeg effe dat het wel iemands auto is, waar ie tegenaan sodemietert. Gaat dat joch nog bijdehand doen ook. Geen sorry of iets. Maar wel met allemaal dure woorden tegen ons tekeer. Dus ik heb dat arrogante studentje flink de waarheid verteld. Ja nee, dat bedoel ik, die jongelui leven alleen nog voor zichzelf tegenwoordig. Hè? Nee, geen krasje, maar daar gaat het niet om. Respect. Dat mis ik. Wat? Nee, dat mormel wandelde laf door. Ik heb ‘m de huid vol gescholden. Nee, achteraf had ik me liever ingehouden. Hoewel, ik zeg nu ook alleen maar wat hij denkt dat ik zou zeggen snap je? Hij wil de andere kant van het verhaal laten zien aan de lezers om te pronken met z’n inlevingsvermogen. Daarmee denkt hij een superioriteit te veroveren tegenover ‘ons soort’ mensen. Vanzelfsprekend, dat superioriteitsgevoel is ook de onderliggende oorzaak dat hij met moeilijke woorden gaat strooien als hij de situatie niet machtig is. Ja inderdaad, het is goed dat hij een keer hard onderuit gaat als schrijver.

 

© Theo Danes, 02-02-2010

Terug